over racisme

De meeste mensen willen uiteraard niet racistisch zijn of zijn zich niet altijd bewust van hun –  onbedoelde – racistische uitspraken. 

Vaak hoor je in discussies mensen zeggen: ‘Oh, maar zo had ik het niet bedoeld.’ 

Dat kan wel zijn.  Maar dat wil niet zeggen dat je uitspraak geen pijn doet of geen gevoel van uitsluiting veroorzaakt bij je gesprekspartner.   Voorbeeld: ‘Waar kom je vandaan?’ Deze vraag kan goedbedoeld zijn en vanuit een nieuwsgierigheid gesteld worden.  Maar misschien is die persoon hier geboren en krijgt hij/zij deze vraag al voor de zoveelste keer te horen.  Indirect wordt hij/zij  er  attent op gemaakt dat hij of zij toch van elders is en niet echt hier thuishoort. 

Om je effectief in te zetten voor de strijd tegen racisme is het belangrijk om te weten wie je bent, welke vooroordelen je hebt, waar je het over hebt en wat je doet en kunt doen.

Het is niet voldoende om niet racistisch te zijn.  Het vraagt meer dan dat.  Anti-racistisch zijn betekent open staan voor kritiek, pro-actief op zoek gaan naar informatie over racisme en écht luisteren naar mensen die mikpunt zijn van racisme.  Word jij mee een bondgenoot in de strijd tegen racisme?

Op deze website kan je alvast luisteren naar getuigenissen, meer leren over het thema en dagen we je uit om aan zelfonderzoek te doen.

wat is racisme precies

Bij racisme worden bepaalde bevolkingsgroepen systematisch uitgesloten en gediscrimineerd op basis van nationaliteit, etniciteit (ras), huidskleur, afkomst of geloof. 

Racisme zien we op verschillende manieren terugkomen: in uitspraken, gedrag, bepaalde handelingen… Het kwetst mensen of groepen mensen. Maar daarnaast is racisme ook schadelijk voor de samenleving als geheel en het houdt ongelijkheid in stand.

Vaak gaan witte mensen nogal snel over de kwetsuren of kunnen ze moeilijk vatten hoe pijnlijk een racistische uitspraak is. 

Een kleine kwetsing is misschien niet erg.  Maar als je vaak het mikpunt bent van agressie of vaker geconfronteerd wordt met racisme, dan laat dit uiteraard sporen na op mensen.  En die kwetsingen kunnen dieper zijn dan we denken.

soorten racisme

We maken een onderscheid tussen structureel racisme en alledaags racisme. 

Structureel of institutioneel racisme situeert zich op het niveau van de maatschappij en de instellingen zoals bv onderwijs, de overheid, media enz.  Denk maar bv aan de uitsluiting van sommige bevolkingsgroepen tot de huizenmarkt.  Of de ongelijkheid van ons onderwijssysteem waarbij mensen van kleur systematisch minder kansen krijgen dan hun witte leeftijdsgenoten.

Bij alledaags racisme hebben we het over de kleine, alledaagse en kwetsende ervaringen die mensen opdoen.  Het kan gaan over opmerkingen die mensen maken, die voortkomen uit vooroordelen en misschien niet racistisch bedoeld zijn, maar die de ontvanger toch kwetsen. We spreken dan over micro-kwetsingen.

bewust of onbewust

Racisme gebeurt niet altijd bewust. Iedereen heeft elementen van onverdraagzaamheid en vooroordelen in zich.  Vooroordelen en stereotypes zijn zo ingebakken in onze samenleving, dat we het niet meer merken.

Dit filmpje maakt ons dat daar nog maar eens pijnlijk bewust van:

Vaak zijn we ons niet bewust van onze racistische gedragingen of van onze vooroordelen. Denk bijvoorbeeld aan de situatie waarbij je op een drukke bus stapt en snel moet kiezen tussen twee vrije plaatsen: naast een wit persoon of naast iemand met een migratieachtergrond.

Kijk in volgend filmpje hoe onbewust racisme werkt:

wit privilege

Witte mensen hebben als deel van de meerderheidsgroep veel voordelen.  In de samenleving nemen ze op sociaal en economisch vlak een bevoorrechte positie in.  We spreken van witte privileges.  Deze privileges gelden als een onbewuste norm.  We vinden ze ook normaal.  We vinden het normaal dat onze dokter, onze leerkracht, onze tv-presentator… kortom, onze rolmodellen een gelijke huidskleur hebben.  Een witte huidskleur wordt in onze samenleving als dé norm gezien. 

Het wil niet zeggen dat je als wit persoon het niet zwaar kan hebben, of niet gediscrimineerd kan worden.  Het betekent wel dat je leven niet zwaarder wordt gemaakt door je huidskleur. 

Test hier zelf welke privileges op jou van toepassing zijn.

1) Op school zijn/waren mijn favoriete leerkrachten mannen en/of vrouwen met dezelfde huidskleur als ik.

Een goede leerkracht kan voor veel jongeren een rolmodel zijn. We staan er niet bij stil of vinden het vanzelfsprekend dat die leerkracht iemand is die dezelfde huidskleur heeft en erg op ons lijkt. Voor mensen van kleur is dat niet vanzelfsprekend. Zij hebben in onze samenleving niet direct een rolmodel dat op hen lijkt.  

Rolmodellen kunnen voor jongeren belangrijk zijn.  Ze kunnen een voorbeeld zijn van hoe je in het leven staat. Ook leerkrachten zijn vaak rolmodellen. Mensen van kleur hebben vaak geen positieve rolmodellen die op hen lijken. Hun leerkrachten zijn bijna allemaal wit. De laatste jaren gaan er meer en meer stemmen op om meer diversiteit in het lerarencorps te brengen.  Juist omdat we weten dat het zo belangrijk is om een rolmodel te krijgen dat ook op jou lijkt.    

2) Ik word niet vaak gevraagd naar mijn mening over iets dat een andere persoon van mijn kleur of herkomst heeft gedaan of nagelaten.

Ik word vaak gevraagd me te verantwoorden of me negatief uit te spreken als een moslimterrorist een aanslag gepleegd heeft of als er iemand van mijn kleur iets uitgestoken heeft. Alsof ik lid ben van een club. Terwijl witte mensen zich bijna nooit moeten verantwoorden voor misdaden van een ander.  

Als Marc Dutroux kinderen heeft vermoord of ontvoerd, moet ik me als witte man daar niet voor verantwoorden.  Waarom zou ik ook? Toch doen we dat wel met mensen met een migratieachtergrond.  Als een terrorist een aanslag pleegt, verwachten we dat de moslimgemeenschap hier afstand van doet. 

3) Als een bepaalde tint met ‘huidskleur’ wordt aangeduid, dan kan ik ervan uitgaan dat het mijn kleur heeft.

Met ‘huidskleur’ verwijzen we naar de witte Westerse huid. Dat is de norm. Voor donkere of zwarte kinderen is dat vreemd, want ‘huidskleur’ ziet er voor hen iets anders uit. Toch gaan we ervan uit dat een kleuterleidster of school verwijst naar een ‘huidskleur’ potloodje, ze een roze potloodje bedoelt. En zeker geen bruin of zwart.   

Gekleurde kinderen hebben al heel snel geleerd dat een huidskleur potloodje geen bruin potloodje is, maar een roze. Lange tijd leek huidskleur beperkt tot zalmroze of lichtbeige, of het nu poppen, pleisters, ondergoed, fond de teint of kleurpotloden betrof. Maar daar komt stilaan verandering in. Zo zijn er dozen huidskleurpotloden op de markt waarin alle mogelijke tinten huidskleur in voorkomt. In sommige scholen gebruiken ze deze potloden al.